Wordt door middel van dosimetrie gecontroleerd hoe hoog de blootstelling aan straling is?
Om de blootstelling aan straling te kunnen meten is in bepaalde situaties, zoals voor de categorieën A en B, dosimetrie verplicht. Dit kan ruimtedosimetrie en/of persoonsdosimetrie of biologische monitoring zijn. Over het algemeen wordt persoonsdosimetrie gebruikt om de (externe) blootstelling te meten. Deze gemeten doses worden beoordeeld door de stralingsdeskundige. Voor de verplichte persoonsdosimetrie worden de gegevens vastgelegd in het Nationaal Dosisregistratie- en Informatiesysteem (NDRIS) dat wordt beheerd door de dosimetriedienst van NRG. Op basis van een door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verleende erkenning, verstrekken dergelijke dosimetriediensten dosismeters aan hun klanten als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van het Besluit stralingsbescherming. De dosismeters zijn bestemd voor personen die werkzaamheden uitvoeren met röntgentoestellen, versnellers, radioactieve stoffen of andere apparatuur waarbij de geschatte dosis groter is dan 0,05 van de dosislimiet (> 1 mSv/j)). Met behulp hiervan is het mogelijk achteraf blootstelling aan ioniserende straling vast te stellen. Op deze wijze kan aantoonbaar worden gemaakt dat de dosislimieten niet zijn overschreden en of de blootstelling zo laag als redelijkerwijs mogelijk is gehouden (ALARA-principe).
Kernenergiewet
Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming