Wettelijke toetsing van de RI&E: wanneer en door wie?

Toetsen RI&E door wie

1. Geen toetsing
In een aantal gevallen behoeft geen toetsing van de RI&E plaats te vinden. Dat is het geval wanneer:

  • alle medewerkers in het bedrijf samen 40 uur of minder werken;
  • het bedrijf maximaal 25 medewerkers heeft én er gebruik is gemaakt van een erkend branche-RI&E-instrument (zie rie.nl). Het gaat hierbij om het aantal medewerkers, niet om het aantal fte’s. Voor alle andere bedrijven en situaties is toetsing wel verplicht.

2. Wel toetsing
Voorheen (vóór 1 juli 2022) mocht iedere RI&E over de volle breedte inclusief de verdiepende onderzoeken in die RI&E worden getoetst door één gecertificeerde arbokerndeskundige (AKD) en de geregistreerde bedrijfsarts. Dit zijn echter in één discipline opgeleide deskundigen, hetzij als veiligheidskundige, hetzij als arbeidshygiënist, hetzij als arbeids- en organisatiedeskundige, hetzij als bedrijfsarts.
Zo kon een RI&E waarin diepgaand de risico’s van machines of gevaarlijke stoffen waren geïnventariseerd, worden getoetst door een A&O’er en een RI&E waarin diepgaand de psychosociale arbeidsbelasting was geïnventariseerd, getoetst worden door een veiligheidskundige of arbeidshygiënist.
Door deze werkwijze van toetsing door een eenzijdig opgeleide kerndeskundige op vakgebieden buiten zijn eigen domein was er niet altijd voldoende garantie op de toetsingskwaliteit van de RI&E.

Tweedeling bij het toetsen
Bij het toetsen wordt vanaf 1 juli 2022 een tweedeling gemaakt in een systeemtoets en een scopetoets.

A. Systeemtoets
Bij een systeem- of algemene toets kan de RI&E door elk van genoemde drie arbokerndeskundigen (AKD’s) beoordeeld worden op de vier algemene criteria qua volledigheid, betrouwbaarheid, actualiteit en actuele inzichten. Bij de volledigheid kan op systeemniveau naar alle deelaspecten van arbeidsbelastende factoren worden gekeken. Dit vraagt van elk van de drie arbokerndeskundigen een brede kennis buiten hun eigen scoop. De systeemtoets is een beperkte toets die eigenlijk alleen bestaat uit het met basiskennis van het hele arbovakgebied checken of over de hele breedte invulling is gegeven aan de wettelijke verplichtingen. Bijvoorbeeld in het geval van gebruik van gevaarlijke stoffen of er een inventarisatie van de stoffen is opgenomen, of de blootstelling is vastgesteld en of op basis van de geconstateerde risico’s maatregelen zijn voorgesteld in het plan van aanpak. Uit de systeemtoets kan bijvoorbeeld blijken dat benodigde onderdelen ontbreken. In de toetsbrief wordt dan aangegeven dat deze onderdelen aanvullend gedaan moeten worden.

Tijdens de systeemtoets kan ook blijken dat op een bepaald thema bepaalde zaken onvoldoende diepgaand onderzocht zijn met als gevolg dat er een onvoldoende beeld is van de risico’s of van de oorzaken van die risico’s. In de toetsbrief wordt dan aangegeven dat alsnog verdiepend onderzoek hiernaar gedaan moet worden (een verdiepende RI&E).

B. Scopetoets
Bij de scopetoetsen wordt op de inhoud van de RI&E’s getoetst. Zo’n scopetoets moet door de betreffende arbokerndeskundige voor dat onderwerp worden uitgevoerd. Afhankelijk van het aantal onderwerpen kan de inzet van meer arbokerndeskundigen vereist zijn. De mogelijke extra inzet van meer arbokerndeskundigen voor het toetsen is weliswaar een extra kostenpost, maar verhoogt de kwaliteit van het eindproduct (de RI&E) en dat is immers het doel. Met een betere diagnose en plan van aanpak kunnen de arbeidsomstandigheden alleen maar gediend zijn.

Samenvattend: hoe ziet het toetsen van de RI&E eruit?
Moet de RI&E altijd door meer arbokerndeskundigen worden getoetst?

Formeel zouden volgens de Staatscourant nr. 7977 met de toetscriteria die op 1 juli 2022 van kracht zijn geworden, altijd alle drie de gecertificeerde arbokerndeskundigen bij het toetsen moeten worden ingezet. Immers aanvullend op de systeemtoets waarin alleen gekeken wordt of alle wettelijk vereiste onderdelen van de RI&E aanwezig zijn en of risicobeperkende maatregelen zijn opgenomen in het plan van aanpak, moet ook een inhoudelijke beoordeling van de grootte van de risico’s plaatsvinden en of de juiste risicobeperkende maatregelen zijn beschreven in het plan van aanpak. Dat moet dan per domein door de betreffende gecertificeerde arbokerndeskundige via de scopetoetsen worden beoordeeld. In de praktijk betekent dit een veel grotere tijdsinvestering en extra kosten. Dat is weinig bevorderlijk voor de procesvoering en de bereidheid bij de bedrijven om aan een RI&E mee te werken.

Er zijn ontwikkelingen in gang gezet om dit toch meer praktisch haalbaar te maken. In veel gevallen zou de RI&E dan door slechts één AKD hoeven te worden getoetst. Dat zou dan moeten kunnen als er geen verdiepende onderzoeken gedaan zijn. Dan kan elk van de gecertificeerde AKD’s (hoger veiligheidskundige, arbeidshygiënist en arbeids- en organisatiedeskundige) in zijn eentje over de volle breedte de RI&E toetsen. Niet alleen op de aanwezigheid van de wettelijke onderdelen, maar ook een inhoudelijke beoordeling op basisniveau. Het certificatieschema levert immers geen verbod op om inhoudelijke beoordelingen van onderwerpen buiten het eigen deskundigheidsgebied te geven. De AKD moet dit dan wel goed kunnen onderbouwen met kennis over de stand der wetenschap, kennis over de branche enz. Handelt de gecertificeerde AKD daarbij te lichtvaardig, dan kan dit leiden tot het schorsen van zijn certificaat.
Alleen voor de verdiepende RI&E's is dan de inzet van een 2e of 3e arbokerndeskundige nodig.

In dat nieuwe model kan het bovenstaande plaatje ontstaan:
 

De RI&E in één keer of in delen toetsen?
Als het een volledige RI&E betreft, dus inclusief de aanvullende thema-RI&E’s en eventuele verdiepende RI&E’s en het ingevulde plan van aanpak, dan kan het geheel in één keer getoetst worden en volstaat één toetsrapport. Dit rapport kan bestaan uit het systeemtoetsrapport en verschillende scopetoetsrapporten tezamen.
Als echter een cascade-aanpak is gevolgd, waarbij de RI&E eerst over veel onderwerpen ‒ maar niet alle ‒ is uitgevoerd en later de ontbrekende thema-RI&E’s zijn gedaan, dan zullen navenant meer toetsrapporten nodig zijn: één voor de eerste RI&E en vervolgens in de loop van de tijd een toetsrapport voor elke later uitgevoerde thema-RI&E.
Als er ook later in de tijd verdiepende RI&E’s worden gedaan, moeten deze ook nog worden getoetst; in dit geval door de betreffende arbokerndeskundige in het kader van de scopetoets.

Als binnen grotere bedrijven in het begin een volledige RI&E is opgesteld, wordt deze vaak bijgehouden in een zogenaamd RI&E-dossier. Alle nieuwe bevindingen uit werkplekbezoeken, inspecties, audits worden opgenomen in het plan van aanpak. Reeds uitgevoerde actiepunten worden uit het plan van aanpak afgevoerd. Hiermee wordt de RI&E continu actueel gehouden: het zogenaamde ‘levende document’.

Als een gecertificeerde arbokerndeskundige zelf de RI&E heeft uitgevoerd, dient deze in zijn RI&E-rapportage een paragraaf aan de toetsing te wijden, waarin hij de reikwijdte van de RI&E aangeeft en verklaart dat de RI&E aan de wettelijke eisen qua volledigheid, betrouwbaarheid, actualiteit en actuele inzichten voldoet. Dit kan pas als ook het plan van aanpak geheel is ingevuld.
In de praktijk komt het echter vaak voor dat daarbij moet worden aangegeven dat de RI&E nog niet volledig is, omdat het bedrijf het plan van aanpak nog nader moet invullen: de geadviseerde maatregelen of andere maatregelen, de actiehouder, de prioritering en de streefdata. Ook moet de OR daar nog mee instemmen. Kortom een traject dat zeker bij grotere bedrijven nogal wat tijd vraagt.

Na invulling van het plan van aanpak moet de RI&E op dat onderdeel opnieuw worden getoetst: zijn in het plan van aanpak de juiste maatregelen gekozen, is een eventuele afwijking van de arbeidshygiënische strategie voldoende beargumenteerd, is een schatting gemaakt van de effectiviteit van de maatregelen, hebben de maatregelen geen ongewenste consequenties, zijn de juiste prioriteiten gekozen, en zijn de juiste actiehouders aangewezen.

<bron: Handboek Risicobeheersing, Een stappenplan voor het maken van een RI&E 4e druk, Wim van Alphen>